Bron: “Dagblad van het Noorden”, zaterdag 1 oktober 2005, pagina 46

De magie van de Bosatlas


Wie is er niet groot mee geworden? Welke scholier had niet de Bosatlas in zijn schooltas? Het beroemdste aardrijkskundeboek bestaat bijna 130 jaar. Wie waren de makers en wat was hun magie?


Door Cees Stolk



Pieter Roelof Bos Op 12 januari 1878 ploft een niet onbelangrijke cheque op de deurmat van een huis aan de Nieuwe Boteringestraat in Groningen. Den Heer J.B. Wolters, uitgever te Groningen, schrijft een som van 'eenduizend vijftig gulden' uit aan Pieter Roelof Bos als eerste honorarium voor de 'Schoolatlas in 29 kaarten'. Bos wrijft zich de ogen uit. Een duizend vijftig gulden, dat is meer dan hij ooit in 1868 als beginnend onderwijzer in het Friese Witmarsum jaarlijks verdiende.
Bos, telg uit een onderwijzersfamilie, is dan inmiddels opgeklommen tot leraar Nederlands en Aardrijkskunde aan de Rijks Hoogere Burger School in Groningen. Hij is een eerzuchtig man, die zijn vak serieus neemt. Zonder goede atlas geen aardrijkskunde, verkondigt hij aan zijn eerste directeur, R. Rijkens van de HBS in Warifum. Rijkens ziet wel wat in die nieuweling en pusht hem eens met uitgever Wolters te gaan praten, wat Bos na zijn aanstelling in Groningen ook doet.
Wolters vraagt hem eerst leerboeken te redigeren en als dat naar volle tevredenheid gebeurt verzoekt hij hem een 'Schoolatlas der geheele aard' te maken. De eerste 'Bosatlas' is een schot in de roos. Betaalbaar (2,60 gulden) en dus intrek. Zijn aanpak is een andere dan tot nu toe. Hij is niet zomaar een kaartenmaker van wegen en wateren. Hij wil meer vertellen, meer laten zien, meer inzicht geven: 'Het verband tusschen land en volk kan m.i. nergens meer aanschouwelijk worden gemaakt dan door kaarten.'
In de eerste druk moet Bos wat improviseren. De Afrikaanse rivier de Congo ontbreekt ('Stanley's kaart kon niet worden geraadpleegd') en Australië heet nog Nieuw-Holland. Ondanks die omissies vliegen de eerste 3000 exemplaren de deur uit, hoewel de atlas wel wat onevenwichtig van inhoud is. Het is duidelijk te zien dat Bos in Groningen woont. Hij tekent talloze plaatsjes in waar neven, nichten, ooms en tantes wonen, maar de provincies Brabant en Limburg ogen leeg als ontvolkte woestijngebieden.
Later corrigeert hij dat beeld en zet elke plaats met een gemeentehuis op de kaart. Maar Bos gaat een stapje verder. Hij wil duidelijke kaarten, niet te veel 'gefriemel' van namen en details. Zijn eerste atlas geeft hij het motto van de Duitse geograaf en ontdekkingsreiziger Alexander von Humboldt mee Nur leerscheinende Karten prägen sich dem Gedächtnisse ein (Alleen leeg lijkende kaarten blijven in het geheugen hangen). Dit motto is nog altijd de leidraad van de makers van de 52ste editie.

De ene druk volgt na de andere en zijn salaris stijgt navenant tot 3000 gulden per jaar. In zijn ijver laat Bos soms wel eens een steekje vallen. Pas in de 12e druk (1896) corrigeert hij zichzelf en geeft hij de Vaalserberg met 322 meter als hoogste punt weer. In de zesde editie (1884) toont Bos de spreekwoordelijke Groningse weerbarstigheid. Hij kleurt de ondiepe zee donkerblauw in en de diepe gedeelten lichtblauw, met als argument dat leerlingen in slecht verlichte klaslokalen zo beter de grens van water en land kunnen onderscheiden. Didactisch gezien juist, maar wel in strijd met alle kartografische conventies. Zijn plaatsgenoot en collega H. Zondervan bestrijdt Bos op het scherp van de snede en voert zelfs in het Duits een polemiek met hem. Bos houdt koppig vol en pleit in het voorwoord bij de 15e druk voor de 'omgekeerde' dieptepunten. Het zal zijn laatste wapenfeit zijn.
Bij het 25-jarig bestaan van de atlas, in 1902, wil uitgeverij Wolters zijn topauteur in de watten leggen. Wolters' dankbaarheid is zó groot dat de uitgever hem een reis naar Indië aanbiedt, een riskante onderneming toentertijd.
Injecties tegen malaria, cholera en andere tropische ziektes zijn nog niet voorhanden, evenmin als adequate medicijnen tegen ziektes daar ter plekke. Preventief laat Bos zijn blindedarm verwijderen op de snijtafel van het Academisch Ziekenhuis in Groningen. Een fataal besluit. Bos overlijdt korte tijd later als gevolg van een virusinfectie, slechts 55 jaar oud.
De Groningse uitgever zit in zak en as. In zekere zin heeft hij met het genereuze cadeau zijn meest succesvolle auteur de dood in gejaagd. Wat te doen? Wolters vindt een opvolger, niet Bos' vriend Blink, die hem bij het graf de hemel in prijst, maar een onbekende, iemand van ver, J. F. Niermeyer, aardrijkskundedocent aan het gymnasium in Rotterdam. Niermeyer's eerste daad: Bos' theorie verloochenen en dus kleurt de ondiepe zee weer lichtblauw en de diepe zee donkerblauw, zoals het hoort en zoals het voortaan ook zal blijven.
Tijdens diens redacteurschap roert een andere uitgever, P. Noordhoff, ook uit Groningen, de trom en komt met de Volledige Schoolatlas der geheele aarde van R. Bos (geen familie) op de proppen. Wolters pikt dit niet en sleept Noord-hoff voor de rechter, die in hoger beroep vrijgesproken wordt van plagiaat.

(...)
8